Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [27]de vrucht der begeerlijkheid uwer ziel is van u weggegaan; en al wat lekker en wat heerlijk was, is van u weggegaan; en gij zult hetzelve niet meer vinden. 27. Grieks de herfstvrucht, oogst, of boomvrucht; dat is, allerlei schone of liefelijke vruchten, lekkernijen en lekkere gerechten, waarnaar gij lust hadt, en waarvan gij overvloed hebt.